Voorjaar 2012 - Centraal-Amerika

vrijdag 15 juni 2012

Als filmster in El Salvador










10 om te zien
El Salvador, het laatste te ontdekken land in een rijtje van 10. Een land dat door de meeste “backpackers”  gelaten wordt voor wat het is wegens (indianen)verhalen die deze bestemming als ‘te gevaarlijk’ benoemen. Als je er niet hoeft te zijn, dan laat je het maar beter letterlijk links liggen.

Na alle andere landen van Centraal-Amerika doorkruist te hebben, kon ik niet anders dan ook dit land van mijn voetafdrukken te voorzien. Maar er was meer… want goede vriend Daan had zich ondertussen in San Salvador, de hoofdstad, gevestigd om er 6 maanden te werken voor een NGO. Een reden te meer dus om anderhalve dag te reizen al liftend, per mini bus, giga bus, taxi en boot, vanuit Belize, de Caraïbische Zee, doorheen Guatemala om uiteindelijk de grens met El Salvador over te steken. 

De Redder

El Salvador is het dichtstbevolkte land van Centraal-Amerika met haar 7 miljoen inwoners voor een oppervlakte die ongeveer één derde kleiner is dan die van België. Vooral de hoofdstad is bijzonder druk: grote wegen, kronkelende bruggen en veel te veel auto’s, kleine microbussen en de ondertussen bekende grote, oude Amerikaanse schoolbussen maken van de stad niet meteen de meest rustige en aangename plaats om te vertoeven. Verkeersregels gelden er amper, de putten in de weg zijn verraderlijk en gevaarlijk. Bovendien is het er broeierig heet zo onder de bijeengepakte donkere donderwolken die boven de stad hangen. “El Salvador”, letterlijk vertaald “De Redder”, en die eer gaat wat mijn verblijf  betreft volledig naar Daan en zijn klassebak op 4 wielen waarmee hij mij foutloos doorheen de drukke straten van San Salvador loodste.  Liever hij dan ik.

Het was ook hij die me zei: “Je hoeft je niet al te veel zorgen meer te maken, want het aantal moorden per dag is de afgelopen twee maanden gedaald van 14 naar 5”. Geen zorgen... allemaal goed en wel, maar toch voelde ik me nog steeds niet helemaal op mijn gemak. Niet dat ik me echt angstig of onveilig heb gevoeld, ik had meer het gevoel dat ik op sommige plaatsen gewoon niet hoorde en het feit dat iedereen me overal gezien had me dat eerder van een onbehaaglijk gevoel voorzag. 



Ik vermoed dat het vooral de negatieve verhalen zijn die de ronde gaan die je onrustig maken, want ik kan niet anders dan vaststellen dat El Salvadorianen echt bijzonder vriendelijke personen zijn en ten allen tijde bereid zijn je te helpen. Dat deze gesprekken en de hulp van personen van het mannelijke geslacht meestal eindigde naar de vraag  van mijn telefoonnummer en of ik hun Facebook vriend wilde worden, moest ik er dan maar bij nemen. 



Hoe het allemaal exact in elkaar zit, weet ik niet precies. Daarvoor weet ik te weinig af van de voorgeschiedenis en de socio-culturele context van het land. De onrust heeft in ieder geval te maken met rivaliserende bendes die elkaar het leven bemoeilijken. Drugs, illegale praktijken, eer en corruptie hebben er ook mee te maken. Het zijn in de eerste plaats niet toeristen die hoeven te vrezen. Het gaat in de meeste gevallen om afrekeningen tussen de bendes. Wat je ervan merkt is dat mensen op hun hoede zijn en dat de sfeer in het centrum van de stad eerder grimmig is. Boodschap van Daan wanneer we voor een rood licht stonden in het centrum was dan ook “raampjes dichtdraaien!” waarna we wanneer het licht op groen sprong ze puffende en kreunend onder de hitte weer open draaiden. Ook overal zie je bewakers met bijzonder grote wapens, zelfs aan de ingang van de bar waar je even een pintje gaat drinken.

Regen

Het regenseizoen begint in Centraal-Amerika in mei. Tijdens mijn laatste drie weken aan de andere kant van de Oceaan heb ik dan ook meer regen gezien en gevoeld dan in de voorgaande 7 maanden samen.  Donderknallen waren nooit eerder zo luid en tegelijk liep het zweet als een vrolijke riviertje over mijn rug, want wat was het zwoel en drukkend warm. Daan moest tijdens de week werken wat betekende dat ik er enkele dagen zelf op uit trok. Busverbindingen van de ene plek naar de andere gaan gepaard met bijzonder veel overstappen en een dosis geduld en een onvermijdelijke verhoging van je pijngrens wat betreft je tere staartbeentje: bussen zitten overvol, de beschikbare zitruimte is behoorlijk miniem, het lawaai dat ze maken kan niet anders dan schadelijk zijn voor je trommelvlies (en wij maken in België dan heel der rellen over de decibels en gehoorschade) en de vele stops om passagiers in en uit te laden zorgen niet bepaald voor een razendsnel tempo. Maar goed, uiteindelijk brengen deze giants je wel weer naar onvergetelijke en adembenemend mooie plekken.

Zo aanschouwde ik alweer oneindige bergflanken, een impressionant stuwmeer, piekten  vulkanen opnieuw hoog boven het landschap uit en waren de dorpjes langsheen de “Ruta de Las Flores” (hoewel de bloemen die talrijk zouden bloeien langsheen deze weg helaas niet in bloei stonden) koddig en kleurrijk.


De eenzame filmster

Laagseizoen en de slechte reputatie van het land die leeft onder avonturiers, trekken maar weinig toeristen aan. Nooit eerder kwam ik zo weinig dappere reizigers tegen, vaak was ik de enige logé in de hostels. En dat was ik niet gewend. Heerlijk rustig, dat wel, maar wanneer de regen loeihard op het dak klettert en je niet even naar buiten kan om te ontdekken of een praatje te maken, voel je je behoorlijk op je eentje. 

In de drukke straten, op de markt, in de kleurrijke dorpen met charmante kasseistraatjes, op de bus in de shoppingmalls… was ik vaak de enige die er niet uitzag als een inwoner van het land. Het leek ook alsof mensen niet gewend waren blanke buitenlanders te zien. Feit dat ik dan nog eens lang was en als maar blonder werd, hielp niet meteen om ongemerkt mijn gang te gaan. Ik kon me plots even inbeelden hoe filmsterren zich zouden moeten voelen.


De grave surfer en de avontuurlijke vulkaanbeklimster

Heel anders dan het fijn witte zand en het azuurblauwe water van de Caraïben, is de kust in El Salvador bijzonder ruw, de kliffen indrukwekkend diep, het zand donker zwart en de golven vaak gevaarlijk hoog maar ideaal om je beste surftricks boven te halen. Zo staat het kustdorpje El Tunco bekend om haar “amazing waves” en behoort het tot één van ‘swerelds beste plekken voor ervaren surfers.


Hoewel El Salvador me al bijzonder veel moois had laten zien, was ik nog steeds onrustig en op zoek naar de plaats of het moment en een soort van overweldigend “iets” dat me van mijn sokken zou blazen. Het was de beklimming van Vulkaan Santa Ana die van deze onrust kon bevrijden en het wellicht schopt tot meest imposante vulkaanervaring van mijn hele reis. Het was al dagen grijs en regenachtig, maar ik moest en zou mijn kans wagen. Niets anders dan witte mist zagen we tijdens de twee uur durende beklimming. Geen uitzicht over de andere vulkanen of het meer, helemaal niets en dan begon het nog te regenen ook.


En toen, als een wonder, klaarde het plots -zo helemaal uit het niets- gedurende de volledige tien minuten die we boven aan de krater besteedden volledig op. Knal blauwe lucht en een schroeiende zon.  En op het moment dat we de terugtocht aanvatten verdween de zon weer en bevonden we ons weer in de dikke mist.

WAAUW.

Dankjewel.
El Salvador is misschien niet meteen de meest voor de hand liggende bestemming, maar o zo jammer dat het door velen overgeslagen wordt. De kust, de bergen, vulkanen, grote meren en overvloed aan groen, de unieke geschiedenis van het land en de gastvrijheid van de inwoners, wat mij betreft genoeg troeven om dit land te willen ervaren.

En mijn bewondering gaat toch ook wel uit naar Daan, die toch wel in een getto van de stad als lange blanke man zomaar even in het lokale leven duikt, ongeacht van de voornamelijk negatieve verhalen die ons over dit land ter oren komen. Een goeie antropoloog, zeg dat wel, ondanks het feit dat het leven van de gemiddelde El Salvadoriaan vaak behoorlijk anders beleefd wordt dan hoe wij het kennen en gewend zijn. Ik vermoed dat voornamelijk de begrippen “ontspanning” en “vriendschap” – voor ons toch wel van groot belang en noodzakelijk in het leven- zijn die vaak op een heel andere manier beleefd worden dan hoe dat wij invulling aan deze zouden geven.

En toen had ik nog maar plots 3 dagen voor een vliegtuig me van de ene wereld naar de andere zou brengen…

Charlotte x

zondag 27 mei 2012

Go Slow, Belize

Many cultures, one country


Belize, een land waarbij ik me maar weinig kon voorstellen. Dat ze er Engels spraken en het een vreemde eend in de bijt zou zijn ten midden van een Latijns Amerikaanse omgeving. En natuurlijk dat de Carlos uit “Thuis”, de broer van Marianne, weet je nog, er ooit naar migreerde. 1 ding kan ik alvast meteen meedelen: de Carlos past echt niet in Belize! Niet echt doortastend onderzoek dus door de producenten van mijn ooit favoriete, dagelijkse soap.
Belize is in oppervlakte net iets kleiner dan België, maar telt amper 310.000 inwoners. Het land is bijgevolg bijzonder dunbevolkt, de jungle is er oneindig, de kustlijn kilometers lang, de eilanden ontelbaar, verlaten en o zo veel paradijselijker dan het drukke Mexico. Wat een rust, wat een verademing. Maar Belize is vooral een land met een bijzondere mix aan inwoners, waarbij de gelaatskleur van de meesten onder hen zwart kleurt, zij met Caraïbische en Afrikaanse roots. Een andere grote groep bestaat uit de Mestizo’s ofwel personen van gemengde Europese/Indiaanse afkomst gevolgd door Indianen, afstammelingen van de Maya bevolking. Opmerkelijk echter is de aanwezigheid van het grote aantal Chinezen die, zonder uitzondering, elke winkel met etenswaren (alias minisupermarkten) uitbaten. Maar ook Libanezen, Indiërs, Europeanen en een hele berg aan Amerikanen maken deel uit van de inwoners van dit opmerkelijke land. Het Engelse accent klinkt er heerlijk vettig en je vergeet meteen je in Centraal Amerika te bevinden. Bob Marley schalt zowat overal uit de boxen, rastakleuren kleuren het straatbeeld en de rum is er ongewoon lekker. De overwegend donkere huidskleur en bijzondere mix aan personen, de houten huizen, roodgekleurde aarden wegen en de hoeveelheid aan kip en rijst deden me denken aan mijn tijd in Suriname.


Caraïbische Pracht
Een grote weg doorkruist het land van Noord naar Zuid, aan de westelijke zijde omgeven door overweldigend veel groen, aan oostelijke zijde door een Caraïbische Zee om u tegen te zeggen. De diepgroene hectaren aan vasteland en het overweldigende blauw als groot contrast, maar slechts enkele kilometers van elkaar verwijderd, Ongewoon. Na goed een half jaar `backpacken´ bleek ik nood te hebben aan ‘vakantie’. ´Excuseer?´ hoor ik velen onder jullie misschien denken… ja hoor, het altijd onderweg zijn is bijzonder vermoeiend. Vakantie dus, ofwel niet steeds opnieuw van de ene plek naar de andere bewegen, inladen en uitladen, nadenken over logische routes, zoeken van de juiste bus en afbakenen van territoria. Rust, daar kon Eli zich ook wel in vinden en dus lieten we de jungle, mayasites en verlaten dorpjes  voor wat ze waren en lieten ons naar één van de bijzonder vele eilanden varen die Belize rijk is.
Caye Caulker werd een eerste bestemming. Een uitgestrekt eiland van amper 100m breed en oorspronkelijk zo’n 6 km lang, maar sinds de jaren ’80 in tweeën gesplitst door de verwoestende kracht van een orkaan. Al bestaan er verschillende theorieën over het ontstaan van ‘The Split’, de naam van det 80m brede watergeul die ontstond tussen beide stukken eiland. Zo zou het volgens anderen het resultaat zijn van het jarenlang over het land slepen van visserboten. Het nam immers te veel tijd in beslag om rond het hele eiland te varen, dan maar liever de boot over het land trekken op een punt waar het eiland het smalst was. De geul werd steeds dieper en breder, de orkaan heeft vervolgens enkel een handje toegestoken.

Uitrusten, een beetje slenteren, hangen, liggen, zwemmen, snorkelen, genieten van het heerlijke weer en elke avond een lekker potje koken, werd voor even onze nieuwe levensstijl en bleek perfect binnen het Beliziaanse leventje te passen. Want `Go Slow’, dat is de ideologie die de gemiddelde Beliziaan nastreeft om de dag door te komen. Niet onlogisch met die loden zon aan de straalblauwe hemel die het leven letterlijk een tand doet terugschakelen. Zweet druipt van je lichaam zonder te bewegen, afkoelen in een Caraïbische Zee is onmogelijk wanneer de temperatuur van het water slechts enkele graden onder je eigen lichaamswarmte ligt. En wat is die zee impressionant! Het Meso-Amerikaanse Barrier Reef dat zich uitstrekt van het noorden van Yucatan, Mexico, tot noordelijk Honduras trekt in Belize al haar registers open. Het leven onder water is er indrukwekkender en kleurrijker dan dat wat ik ooit elders gezien had. De prijzen voor diepzeeduiken zijn er dan ook ongezien hoog… voornamelijk omwille van de hoge prijs van de benzine voor de boten, maar ook omdat zo goed als het hele rif bestaat uit beschermd gebied waarvoor toegangsprijzen betaald moeten worden. Dan maar eerst eens gaan snorkelen om terrein te verkennen. En jongens toch! We zwommen tussen en boven belachelijk levendige en kleurrijke koralen, werden achtervolgd door horden aan vissen, lieten ons masseren door de grootste pijlstaartroggen, aanschouwden curieuze nurse sharks, zweefden boven gigantische schildpadden en lieten ons verbazen door indrukwekkende scholen aan vissen. Dit alles enkel in bezit van zwemvliezen een snorkel en een duikbril, geen enkele zuurstoffles kwam eraan te pas. Abnormaal en ongezien, dat bevestigde ook Eli met ondertussen al meer dan 100 duiken op haar palmares. Pfieuw…


Koop je eigen eiland
Hoeveel eilanden Belize precies telt, weet ik niet. Het zijn er in ieder geval bijzonder veel. Men spreekt vervolgens niet over ‘Becky’s house’ maar over ‘Becky’s Island’. Oorspronkelijk niet het plan, maar na een bijzonder mooie volle maan en een enthousaiste duikinstructrice die ons last minute wist te overtuigen, belandden we op ‘Becky’s Island’. Een boottocht van ruim 4u en 45km ver van het vaste land, bracht ons langsheen adembenemende eilanden met als eindbestemming Northeast Cay, één van de vier eilanden die zich tenmidden van het Glovers Reef, een wondermooi koraalrif, bevindt. Glovers Reef, ruim 32km lang en 12km breed en stuk voor stuk pareltjes van duiksites. Nooit had ik durven dromen dat een gewone sterveling zich hier zou kunnen begeven. Maar Northeast Cay is werkelijk een stukje paradijselijk Caraïben ter becshikking voor de gemiddelde backpacker, in tegenstelling tot sommige andere eilanden waar je duizenden dollars neerteld voor een verblijf. Stromend water was er enkel in de douches, we maakten gebruik van een composttoilet, haalden water met een sulfurgeurtje uit een bron in het midden van het eiland (een bron, ten midden van de zee en geen zout water?? Ik snapte het ook niet goed), behielpen ons met kaarsen omdat de generator het niet deed en gebruikten de satteliettelefoon om het thuisfront gerust te stellen dat alles nog ok was.

Slapen kon je in hutjes boven het water – net iets boven het budget - dus voor ons in de dorm pal in het midden van het eiland, vergezeld van een dappere Canadees (hij ging alleen in het donker snorkelen en belandde vervolgens op het verkeerde eiland), een prettig gestoorde Brit (met een wetsuit in legerprint), een creatieve Zweed (onderwaterfotografie als hobby met bijzonder indrukwekkend aparatuur) en Anneleen, zowaar een landgenote! UIteraard geen winkel te bespeuren op het eiland, dus werden bijzonder geslaagde potlachdineetjes met door de mannen versgevangen vis zowat de norm en kokosnoot een onmisbaar ingrediënt. Zelf te rapen, pellen, breken en uitraspen van kokosnoten was helemaal gratis, en daar er zowat 1000 palmbomen op het eiland stonden, een absolute must! Ook hier werd je verwend wanneer je met snorkel en zwemvliezen het water indook, of wanneer ´savonds de haaien en pijlstaartroggen een showtje kwamen geven terwijl ze de restjes opaten van de karkassen van vers gevangen vis die de zee in belandden. Voor het eerst in mjin leven wandelde ik niet, maar ging ik al snorkelend ik naar ´huis´, onze gezellige dorm.



In search of the whalesharks


Maar waar het uiteindelijk allemaal om draaide, was uiteraard duiken. Duiken alsof je in een aquarium zat of live in een onderwaterdocumentaire. Spektakel troef. Maar er was meer: het bestaan van de magische whale  sharks (walvishaaien) en een ware ´must see´ voor duikers. De kans om ze te zien is echter klein: whale sharks leggen jaarlijks duizenden kilometers af en volgens bepaalde trajecten. Op het juiste moment op de juiste plaats zijn is dus de opdracht en in Belize tonen deze gigantische vissen zich slechts op 1 bepaalde plek ten midden van de Caraïbische Zee en dit enkel in de dagen rond de volle manen van april, mei en juni. En was het toch niet toevallig mei èn volle maan… we moesten onze kans wagen ondanks het bijzonder hoge prijskaartje en zonder de garantie hen te zien. Anders dan tijdens andere duiken is er op deze duikplek zo goed als niets te zien: geen koraal, geen schattige vissjes, geen schittering van de zon, enkel en alleen een massa aan oneindig blauw wat me op den duur een beetje duizelig maakte. Ruim 35 minuten wachten in het blauwe niets werd behoorlijk eentonig, een impressionante haai die je tijden 'normale' duiken zou doen huiveren, deed ons helemaal niets want we waren hier natuurlijk voor de whale sharks. Aiaiai… al daar gingen mijn centen… Maar toen, plots, geheel uit het niets, bijzonder sierlijk, gestaag en onwerkelijk groot doemdem zomaar even 3 gigantische whale sharks op. Onbeschrijflijk, heerlijk, onwerkelijk. En wat gek dat je op zulke momenten niets kan zeggen, nogal moeilijk zo onder water. Dan maar kijken en staren en nog en meer. Waauw.

UnBelizeble!!

En dan was het opneuw tijd voor een afscheid – dag Eli! – en onderweg naar El Salvador, het laatste van de 10 te ontdekken landen en het weerzien van een oude bekende.


 Charlotte   x


zaterdag 28 april 2012

Massatoerisme in Coca-CoLand: Viva México !

Mayatoerisme of massatoerisme?
Meteen wanneer ik vanuit Guatemala de grens met Mexico overstak, waande ik me in een geheel andere wereld. 'Welcome in the Western World' was het eerste gevoel dat me overviel: geen gammele bussen of taxi’s meer volgepropt met personen en ladingen aan etenswaren, kippen en alle mogelijke andere spullen, wegen zijn mooi geasfalteerd en schudden je niet meer geheel door elkaar, het straatbeeld verliest plots heel wat van haar charme dat we wellicht met het ‘traditionele’ zouden associëren, prijzen schieten de hoogte in, 'toeristenshopkes' zijn talrijker en prijziger dan ooit tevoren en de schappen in supermarkten zijn gevuld zijn met eender welk etenswaar dat je je maar kan wensen.
Maar wat me het meeste opviel, was de aanzienlijke stijging van het aantal buitenlandse toeristen (waar ook ik er natuurlijk eentje van ben). In San Cristobal de las Casas viel het allemaal nog mee: een behoorlijk charmante, koloniale stad op een hoogte van zo’n 2800m waarbij het in de kleurrijke straten overdag heerlijk warm was, maar waar de nachten ijzig koud waren.

Eens in Palenque, 1 van de grootste en belangrijkste Mayasites van Mexico, drong het pas tot me door dat het contrast met dat wat ik gewend was in de voorgaande 5 maanden bijzonder groot was: de grote aircobussen stonden in rijen aan te schuiven, hordes en hordes toeristen stroomden toe in grote groepen bijeengepakt, fototoestel in de ene hand, videocamera in de andere. Polsbandjes verrieden in welke hotels ze verbleven, stickers op hun T-shirt tot welke gids ze behoorden.

De Maya site zelf bleef wel nog steeds indrukwekkend (bouw maar eens zo'n mastodont van een tempel!) alleen jammer dat de gecommercialiseerde boel rond het hele complex heel wat van de waarde deed verliezen. Even verderop leek ook een indrukwekkende reeks aan azuurblauwe cascades meer op een attractiepark dan een natuurverschijnsel.

Oh Oh Cancun
Met de nachtbus op naar Cancun waar ik mijn grote zus verwelkomde, maar wat een nog grotere wereld van verschil was het me daar! Het Mexicaanse schiereiland Yucatan wordt aan oostelijke zijde omgeven door de Caraibische zee waarbij de kustlijn zich over een afstand van ruim 200km leent tot een specifieke vorm va toerisme: het “Let’s get entertained” massatoerisme. De stranden zijn er hagelwit, de zee ongezien azuurblauw, de palmbomen bijzonder talrijk, de zon verschroeiend heet…en de hotels en resorts ontelbaar. Het is een typische vakantiebestemming voor zij die even aan de koude of het dagelijkse leven willen ontsnappen op zoek naar leut en vertier. Het overgrote deel onder hen Amerikanen en Canadezen, Cancun is voor hen “vlakbij” en wat pakweg de Spaanse Costa del Sol voor ons is. 

De “Zona Hotelera” van Cancun is zomaar even 22km lang. We wandelden langer dan een half uur langsheen de gigantische hotels vooraleer we een klein weggetje vonden dat ons naar het strand leidde, hotels doorkruisen is geen optie wanneer je niet in het bezit bent van het correcte polsbandje. Veel te luide muziek knalt overal uit boxen, casino’s, de duurste en sjiekste winkels, tientallen clubs, shoppingmalls en honderden souvenirwinkeltjes wachten op jouw visakaart. Een avondje uit met “open bar” (= drinken zoveel je wil/kan), kost gemiddeld 50 dollar, “but it’s great fun!!”. Het label “Oh oh Cancun” –uiteraard genaamd naar de bijzonder interessante serie Oh Oh Cherso- vonden we dan ook zeer toepasselijk. Wie even uit zijn resort wilde ontsnappen, maakt een dagtripje naar een waterpretpark, golfterrein of 1 van de vele Mayasites die het schiereiland reik is. Reden voor ons om deze in de voormiddag te bezoeken om de grootste stroom aan kijklustigen voor te zijn.
Los Hermanos Belga's
Gelukkig was het niet al te moeilijk om aan deze drukte te ontsnappen: hoe verder van de kustlijn, hoe rustiger het werd. En wat een bijzonder mooie plekken vonden we hier op onze weg. “Dees is echt niet normaal” zou Sara zeggen. Sara! Die gekke griet die me zomaar even voor een tweede keer op deze trip kwam bezoeken, deze keer vergezeld van haar sympathieke broer, “onze Michiel”. De gezellige steden Valladolid en Merida waren cultureel zoveel rijker dan de commerciële badplaatsen. Hier genoten we opnieuw van de typische, kleurrijke stadsgedeelten, de koloniale erfenissen, de gezellige pleintjes en kleine marktjes.



Het groenblauwe water van de Golf van Mexico, ten noorden van het schiereiland, en haar impressionante flamingo’s wisten ons te verbazen...   
 

Roos water, groen water. Zoutwinningsmijn in Rio Lagartos

...evenals de weidsheid, rust en het kleurrijke schouwspel op Isla Holbox. Plekken waar je stil van wordt, verwonderd door al dat moois wat we in ons Belgenland niet terugvinden.

Kijk en geniet…
 

Coca-CoLand
Eli maakte er op den duur een spelletje van: probeer 360 graden rondom je te kijken zonder enige reclame of verwijzing naar Coca-Cola te vinden. Onmogelijk. Werkelijk ongelofelijk! Mexico blijkt dan ook wereldwijd de tweede grootste afnemer te zijn van Coca-Cola, vaak kon je in lokale eetgelegenheden zelfs geen water verkrijgen maar werd je verwezen naar de dichtstbijzijnde winkel. En waar word je het eerste aan blootgesteld wanneer je deze winkeltjes binnen stapt? Chips, koekjes en frisdrank. De typische Mexicaanse basismaaltijd bestaat uit tortilla’s (maispannenkoeken) belegd of gevuld met een berg vlees en een hoop kaas en zijn verkrijgbaar in alle soorten, maten en variaties. Groenten staan zelden op het menu. Dit ongezonde eetpatroon is helaas dan ook letterlijk zichtbaar aan de overtollige kilo’s die behoorlijk veel Mexicanen met zich meezeulen. Je zou “neeeee!” willen schreeuwen wanneer je een klein dikkertje alweer een gigantische, met vet doorweekte hotdog in zijn mondje ziet duwen. De broodcultuur beperkt zich tot zeer niet vullend wit brood, en ook de kilo’rijst kleuren altijd wit. Volkoren beschuiten of brood zijn meestal enkel te verkrijgen in de apotheek. Het lekkere Mexicaanse eten waarvoor wij in België staan te springen, vind je enkel terug in restaurants waar de gemiddelde reiziger geen budget voor heeft. Ook verbazend dat een land dat omgeven wordt door zo’n massa aan zee, zelden vis op het menu heeft staan of enkel tegen behoorlijk hoge prijzen. Wel overheerlijk zijn de mango’s en ananassen, zo heb ik ze thuis nog nooit gegeten en hun zoete smaakt werkt behoorlijk verslavend. En ook de kilo’s aan zelfgemaakte guacamole (het geheim is limoen en rode ui!) die we naar binnen speelden, zijn niet meer bij te houden.  


Let’s cruise and dive!
’s Werelds tweede grootste koraalrif (na The Great Barrier Reef in Australië), bevindt zich in de Caraibische zee en reikt van Cancun, over Belize tot het noorden van Honduras. Het koraalrif gelegen voor het eiland Cozumel wordt genoemd als 1 van de grootste en meest indrukwekkende bestaande uit relatief onaangetast levend koraal. Een droombestemming voor duikers! Of toch wat de onderwaterwereld betreft… Cozumel is een zeer populaire bestemming voor cruiseschepen, ofwel drijvende attractieparken. Groot zijn die gevallen! Neen wat zeg ik, gigantisch! Diamanten, sombrero’s, liters aan tequila en alle andere mogelijke hebbedingetjes liggen op hen te wachten in de talrijke etalages die het eiland rijk is, wachtend op de blik van een van de 3500 dagjestoeristen van zulk een cruiseschip.

Dan maar gauw zakken onder het zeeniveau. Zo’n massa aan koraal had ik nog nooit gezien evenmin als de mogelijkheid om er onder, boven en door te duiken. Et water kleurde diepblauw, de zichtbaarheid was oneindig. Werkelijk impressionant.
En toen moesten we nog naar Belize, nooit durven denken wat ons daar nog te wachten stond…

Charlotte x